Burgerwetenschap brengt wetenschap naar de burger – of tenminste, dat hoor je vaak. Is dat ook echt zo? Cultuurwetenschapper Gitta Camfferman zocht het uit. Het kan wel, maar citizen science bereikt een beperkt publiek, schrijft ze.

Sinds een aantal jaren is citizen science populair. Veel wetenschappers maken er gebruik van omdat het een makkelijke manier is om veel data te verzamelen en soms ook te analyseren. Citizen science brengt op die manier het grote publiek dichter bij de wetenschapper. Dat zorgt voor meer wederzijds begrip en inzicht en voorkomt dat alternatieve feiten of onderbuikgevoelens de bovenhand krijgen, zo luid het devies. Burgerwetenschap overbrugt de kloof tussen wetenschap en samenleving. 

Zou het? Ik ging voor Iedereen Wetenschapper en voor mijn studie Politiek en Maatschappij aan de Universiteit Utrecht op onderzoek uit. Ik vroeg aan zestien burgerwetenschappers waarom ze meededen aan een citizen science-project. Dat project was ofwel de Grote Schelpenteldag op 17 maart, ofwel het project Ja, ik wil, waarbij burgers historische ondertrouwakten transcribeerden. Wilden zij graag bijdragen aan wetenschappelijk onderzoek of was het vooral een leuk dagje uit? Ze deelden ook hun ideeën over de rol van burgerwetenschap.

Meer dan een leuk dagje aan zee

De interviews gaven me daarnaast inzicht of de deelnemers zich bewust waren geweest van het wetenschappelijke gehalte van het project. Want om de deelnemers meer inzicht te kunnen geven in wetenschap is het belangrijk dat diezelfde deelnemers ook weten dat zij meedoen aan wetenschappelijk onderzoek.

Alle respondenten waren zich daar wel degelijk van bewust, ook voordat ze zich inschreven. Voor de schelpentellers was het dus meer dan een leuk dagje naar het strand. Daardoor onderscheidt burgerwetenschap zich van andere vrijetijdsactiveiten. De deelnemers staan er meer voor open om over wetenschap te leren. Helaas slaagt citizen science niet altijd in dat laatste. Slechts een minderheid van de geïnterviewden zegt daadwerkelijk meer te hebben geleerd over wetenschap, al heeft dat deels te maken met de wetenschappelijke achtergrond van sommigen. Zij hadden misschien niet veel meer te leren.

Op zoek naar je familie

Als het gaat om de motivatie om mee te doen, zien we een verschil tussen beide projecten. Deelnemers van de Grote Schelpenteldag doen over het algemeen mee omdat zij willen bijdragen aan onderzoek en een oplossing voor milieu-problematiek zoals plastic op het strand. Natuurlijk doen zij ook mee omdat ze graag aan het strand zijn, maar ze zien beide motivaties als gelijkwaardig. Bovendien heeft het (extreem) koude weer van die dag – gevoelstemperatuur -15 graden op het strand met wind en sneeuw – ertoe bijgedragen dat een leuk dagje uit aan zee niet de voornaamste motivatie was. Dat ze konden bijdragen aan wetenschap overtuigde hen om toch te komen. Tijdens de Grote Schelpenteldag verzamelden en identificeerden vierhonderd burgers elk honderd schelpen. Met die data gebeurt onderzoek naar klimaatverandering en biodiversiteit.

Bij het Ja, ik wil!-project was dit anders. Velen gaven aan mee te doen omdat ze graag met genealogie bezig zijn. Tijdens het project transcribeerden burgers Amsterdamse huwelijksakten uit de periode 1600– 1850. Vaak hadden ze een directe link met de Amsterdam, bijvoorbeeld omdat ze daar zelf familie hadden en via het project misschien meer te weten konden komen over hun eigen geschiedenis. Tegelijkertijd konden ze meehelpen aan wetenschappelijk onderzoek. Hun motivaties waren sterker gerelateerd aan hun eigen belang – ik doe dit als hobby en/of ik kan naar mijn eigen familie op zoek gaan – dan bij de deelnemers van de Grote Schelpenteldag. 

Is dat erg?

Nee, zeker niet! Want ook zij hielpen de wetenschap verder. Ze ontsloten veel documenten die anders in stoffige archieven waren blijven liggen. Deze deelnemers zagen hun deelname vooral als een manier om hun hobby uit te oefenen, en dat zorgde er wel voor dat ze minder bezig waren met het wetenschappelijke aspect ervan.

Kan citizen science de kloof tussen wetenschap en maatschappij overbruggen? Als je het de burgerwetenschapper vraagt: misschien.  Volgens hen kan burgerwetenschp leken zeker inzicht geven in hoe wetenschap werkt en hoe onderzoek tot stand komt.

Maar. Burgerwetenschap bereikt op dit moment een te klein publiek, besluit ik uit de interviews en uit een literatuuranalyse. Bovendien zijn de meeste deelnemers al geïnteresseerd in de problematiek of in wetenschap zelf, terwijl je net mensen zou moeten aanspreken die gevoelig zijn voor alternatieve feitenof pseudowetenschap om iets te kunnen doen aan de kloof.

Ook noemen de deelnemers van de Grote Schelpenteldag de mogelijkheid om kinderen te betrekken bij dit soort onderzoek. Op die manier groeit de jonge generatie op met wetenschap en kan in de toekomst de kloof misschien kleiner worden. Wel moet dit via scholen gebeuren, want alleen dan bereik je alle lagen van de bevolking en dus alle kinderen.

Citizen science heeft dus zeker potentie. Beide projecten trokken deelnemers aan die zich bewust waren van het wetenschappelijke aspect en graag wilden bijdragen. Nu is het zaak een breder publiek hiernaartoe te trekken en enthousiast te maken over wetenschap. Wellicht slaat citizen science dan wel de brug tussen wetenschap en samenleving.

Gitta Camfferman

 Auteur: Gitta Camfferman, student Politiek en Maatschappij aan de Universiteit Utrecht en stagiaire bij Iedereen Wetenschapper.

 De academische paper (in het Engels) van Gitta kan je hier lezen.